Wroeten in de kwelderbodem

Door Gerbrand Gaaff

Bij het woord ‘grazers’ denken we vaak meteen aan runderen of paarden. Maar in de natuur zijn kleine grazers minstens net zo belangrijk. Ganzen, hazen, konijnen en zelfs slakken kunnen een sterk effect op de vegetatie hebben. Grauwe ganzen gaan dieper dan grazen: die lusten graag wortelstokken en worden daarom ook wel ‘wroeters’ genoemd. Promovenda Kelly Elschot van de Rijksuniversiteit Groningen wijdde in haar proefschrift een speciaal hoofdstuk aan het effect van deze wroeters op de vegetatie van de kwelders.

 

Successie

Op het laagste deel van de kwelder, dat nog vaak wordt overstroomd bij hoogwater, groeien de pionierplanten zeekraal en Engels slijkgras. Deze planten vangen sediment in, zodat de bodem iets hoger komt te liggen. Dan kan kweldergras zich vestigen. Als de kwelder nog meer sediment verzamelt ontstaan goede groeiomstandigheden voor lamsoor, zeealsem, zoutmelde, zeeaster en zilte schijnspurrie. Een kwelder met deze vegetatie wordt alleen nog maar bij extreem hoog water overstroomd, maar ook dan verzamelt zich nog sediment tussen de planten. Bij die verhoging van het maaiveld nemen langzamerhand heen, Engels gras, rood zwenkgras en strandkweek in betekenis toe. Heen is ook wel bekend onder de oudere naam ‘zeebies’. Het blad kan tot anderhalve meter hoog reiken. Op de wortelstok van heen zitten vezelige knollen. Heen kan grote stukken kweldergrond bedekken op de wat lager gelegen delen van de middelhoge kwelder. Het blad kan tot anderhalve meter hoog reiken. Op de wortelstok van heen zitten vezelige knollen. Op alle Nederlandse kwelders en schorren komen heenvelden voor.

 

Knollenjagers

Grauwe ganzen werden in Nederland tot 1990 bejaagd. Na het stoppen van de jacht namen de aantallen flink toe. Grauwe ganzen  bezoeken vooral in de winter in grote aantallen de kwelders. Het is ze het dan speciaal om de wortelknollen van heen te doen. In een dichtbegroeide heenvegetatie kunnen de ganzen niet landen om te eten. Ze hebben dus een onderbreking in de vegetatie nodig om een beginnetje te maken. Maar als ze eenmaal zo’n beginnetje hebben, dan kunnen ze een flink deel van een heenveld ondermijnen.

 

25-jarige tijdserie

Elschot deed haar onderzoek naar de wroetschade van grauwe ganzen in het Verdonken Land van Saeftinghe, een groot schorrencomplex langs de Westerschelde. Hier komen grote heenvelden voor, en bovendien waren er luchtfoto’s beschikbaar waarop de kale stukken in de heenvegetatie goed zichtbaar waren. Tussen 1990 en 2004 zijn er op een stuk kwelder van zeven vierkante kilometer 107 kale plekken ontstaan. De meeste waren vier tot tien meter in doorsnede, maar in een uitzonderlijk geval werd een wroetplek van 25 meter doorsnede gevonden. De toename in wroetplekken gaat gelijk op met de toename van het aantal grauwe ganzen op de schorren. Na 2004 namen zowel het aantal nieuwe wroetplekken als het aantal ganzen af.

 

Regeneratie

Door analyse van de luchtfoto’s en referentiemetingen in het veld kon de onderzoekster ook het herstel van de wroetplekken analyseren. De plekken worden in eerste instantie gekoloniseerd door planten uit een eerder successiestadium. Dit zijn soorten die in de smaak vallen bij de kleine grazers. Daarmee hebben de grauwe ganzen dus een vergelijkbaar effect als grote grazers, die immers ook  gunstige omstandigheden voor kleine grazers kunnen creëren. Na ongeveer 12 jaar zijn op veel plekken de oude heenvelden weer teruggekeerd. Interessant is dat op omliggende, niet omgewoelde delen de successie ook verder gegaan was, waarbij de heen werd vervangen door duinriet en zeekweek. De wroetende ganzen onderhouden dus in zekere zin op de langere termijn hun eigen voedselvooraad.

Bron

Elschot, K. (2015) Effects of vegetation patterns and grazers on tidal marshes. Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen  Webversie: http://www.waddenacademie.nl/fileadmin/inhoud/pdf/06-wadweten/Proefschriften/thesis_kelly_Elschot.pdf

De foto in de header is gemaakt door Henk Postma.