Ga met ons mee op excursie
Maak een verschil voor het waddengebied met je bedrijf, vrienden of familie!
Home Waddengebied Op ’t randje… strand
Lekker struinen, zoeken naar mooie schelpjes, luisteren naar het gebulder van de zee…het strand is voor velen een plek om tot rust te komen en te genieten van de natuur. Maar als je goed kijkt, is er op het strand nog veel meer te zien en te ontdekken.
Het strand is letterlijk het gebied tussen de voet van de duinen (of in rotsachtige landen: een klif) en de laagwaterlijn. Dat is de lijn tot waar het water komt bij het wisselen van het getij. Meer over het getij lees je hier. Voor het strand ligt een vooroever. Dat is het gebied voor de kust dat bestaat uit één of meerdere zandbanken. Deze vooroever, het strand zelf en de duinen beschermen de kust. Een breed strand dat hoger ligt dan de vooroever geeft golven de ruimte om af te remmen, waardoor het water niet over de duinen zal komen.
De strook tussen de hoogwaterlijn en de laagwaterlijn heet de getijdenzone. Twee keer per dag kun je er een poosje van het strand genieten en twee keer per dag behoort het gebied enkele uren tot de zee. Er zijn dieren die kunnen leven in deze getijdenzone, maar niet veel. Ze moeten immers zowel op het land als onder water overleven. Dieren die je in de getijdenzone kunt vinden zijn strandvlooien, kleine garnaaltjes (die zich ingraven als het water wegtrekt) en kreeftachtigen zoals de heremietkreeft. Ook zie je wel eens krabben die zich over het strand voortbewegen. Nadat ze door de zee zijn meegenomen en aan land zijn gekomen, proberen ze de weg naar het water terug te vinden.
Iedere strandganger ziet ze liggen: schelpen. En met een beetje geluk vind je de mooiste exemplaren. Schelpen zijn letterlijk de harde delen van weekdieren. Zie het als een pantser of beschermlaag: zegeven de weekdieren (dieren zonder skelet) stevigheid. De schelpen die je op het strand vindt zijn bijna altijd van tweekleppigen, slakken of inktvissen. Als een schelp leeg is en op het strand ligt, dan kun je zeker weten dat deze al honderden jaren oud is en misschien zelfs wel duizenden jaren. Met een beetje geluk vind je zelfs fossielen van meer dan 100.000 of miljoenen jaren oud op het strand.
Een schelpdier dat heel oud wordt, is de noordkromp. Soms wel meer dan 400 jaar. De leeftijd is af te lezen aan de jaarringen op de schelp, maar dat is een heel karwei. Noordkrompen komen voor van IJsland tot aan de Golf van Biskaje. Ze leven ondiep ingegraven in de zeebodem tot op wel 500 meter diepte. Schelpen van noordkrompen zijn zeldzaam op het Nederlandse strand, maar als je geluk hebt en goed zoekt dan kun je (vooral op de oostelijke Waddeneilanden zoals Ameland en Schiermonnikoog) best een mooie noordkromp vinden. De WadWaaier helpt je bij het determineren van schelpen.
Heb je wel eens iets gevonden op het strand waarvan je geen idee had wat het was? Dat is niet zo gek. Het is lang niet altijd duidelijk wat je precies gevonden hebt. Ken je die geelwitte bollen, zo groot als een tennisbal met kleine blaasjes? Dat zijn de ei-kapsels van de wulk (een zeeslak). En die zwarte vierkante dingen met punten aan de uiteinden? Dat zijn de eieren van een rog. De witte, ovale ‘schelpen’ (zeeschuim genaamd) die je in alle soorten en maten tegenkomt, zijn de rugschilden van inktvissen. Ook over dit soort vondsten kom je meer te weten met de WadWaaier.
Ook spullen zoals lege melkpakken, flessen, stukken touw en visnetten spoelen aan. Jutters zijn mensen die op het strand naar waardevolle dingen zoeken. Als er een storm is geweest, dan vinden ze soms de gekste spullen: gympen, stoelen, tassen, noem maar op. Sommige jutters maken er zelfs een museum van. Op alle waddeneilanden vind je er wel een.
Naast schelpen en ‘gevonden voorwerpen’, spoelen er ook planten en dieren aan. Alles wat in de branding terecht is gekomen, spoelt aan met hoogwater (vloed). Als het getij wisselt en het water wegtrekt, ontstaat er een streep van wieren, schelpen, algen en andere resten. De lijn die zich zo aftekent, noemen we het vloedmerk. Op het voedselarme strand zijn deze vloedmerken voor bepaalde dieren en planten een favoriete verblijfplaats. Nadeel is wel dat de vloedmerken soms behoorlijk beginnen te stinken. Alle resten die aanspoelen zijn als het ware afval van de zee. Dit in combinatie met het warme zonlicht zorgt voor een onaangename geur. Als er een storm heeft gewoed, of het waait flink vanuit zee, dan komen veel losgeslagen algen op het strand terecht. Langs de Noordzee vind je dan blaaswier, knotswier en riemwieren. Langs de waddenkust groenwieren zoals zeesla en darmwieren. Zij vormen de basis van een vloedmerk.
Het pakket met de aangespoelde algen en wieren droogt op door de wind en de zon. Hierdoor komt er een korst op het pakket. Onder deze korst is het lekker warm en er ontstaat rotting. De rotte delen zijn een lekkernij voor kleine kreeftjes en strandvlooien. Ook vliegen vinden deze plek prettig. Zij leggen hun larven in de beschutte en warme rottende wieren. Zelfs in de winter is het lekker warm in zo’n vloedmerk, vandaar dat wiervliegen het hele jaar door aanwezig zijn op het strand.
Naast de wiervliegen en de strandvlooien komen er ook kevers in de vloedmerken voor. Deze kevers zijn ook op zoek naar een lekker hapje, namelijk de pas gelegde larven. Ook vogels zoals spreeuwen eten deze larven graag. Een andere vogelsoort, de steenloper, houdt meer van strandvlooien en keert de vloedmerken om met haar snavel. De bulten met wieren en algen worden door de steenloper losgewoeld en langzamerhand steeds kleiner.
Zo zie je dat de (stinkende) pakketten met plantaardige rommel goed worden benut door allerlei diersoorten. Toch zijn het niet alleen dieren die van de vloedmerken profiteren. Ook planten maken er gebruik van. De omgewoelde pakketten van algen en wieren zijn een voedzame bodem voor planten als zeeraket en loogkruid.
De stinkende, met vliegen bezaaide vloedmerken zijn niet echt populair bij badgasten. Daarom worden de vloedmerken vaak weggehaald tijdens schoonmaakacties op het strand. Maar hierdoor verdwijnt er een belangrijke voedselbron voor stranddieren en planten. Als we met de hand het menselijke afval zoals visnetten, ballonnen, plastic verpakkingen opruimen, maar de rest van de vloedmerken laten liggen dan helpen we de natuur een handje.