De walvis van de leuke zee

Door Gerbrand Gaaff

 

[PIC3807]In 2010 werd op Engelsmanplaat een kadaver van een middelgrote walvisachtige gevonden. Het dier was in verregaande staat van ontbinding, zodat niet direct duidelijk was om welke soort het ging.  Pathologisch-anatomisch onderzoek wees uit dat het een dwergvinvis geweest was. Daarmee kwam het aantal strandingen van dwergvinvissen in het Waddengebied in het eerste decennium van deze eeuw op drie. In diezelfde periode strandden er vier potvissen op de waddenstranden. Kort door de bocht zou je denken dat er meer potvissen dan dwergvinvissen in de Noordzee leven. Niets is minder waar.

 

Snelle dwerg

Dwergvinvissen zijn de kleinste vertegenwoordigers van de familie van de vinvisachtigen. Dat zijn snelle, gestroomlijnde baleinwalvissen. De meeste vinvissen eten voornamelijk kreeftachtig plankton, maar de dwergvinvis kan gemakkelijk overschakelen op een dieet van kleine schoolvormende vis. Ze staan bekend als speelse, nieuwsgierige dieren, die niet zelden een stukje met een boot opzwemmen. Je kunt ze overal ter wereld tegenkomen. Er worden twee soorten onderscheiden, verdeeld over de twee halfronden. De jacht op vinvissen heeft zich lange tijd geconcentreerd op de grotere soorten, zodat er nog veel dwergvinvissen zijn. De soort wordt daarom niet beschermd in de internationale natuurverdragen.

 

[PIC3806]Noordzee-populatie

In 1994 en in 2005 zijn grote, internationaal georganiseerde surveys gehouden om de bestanden van kleine en middelgrote walvisachtigen in West-Europa te kunnen bepalen. Veelal werden de dieren geteld vanaf varende schepen, waar mogelijk werden de waarnemingen aangevuld met vliegtuigtellingen. Deze SCANS-onderzoeken leverden een totaal van ongeveer 9000 dwergvinvissen in de Noordzee op.  Maar iedere echte walvisonderzoeker weet dat dit soort schattingen relatief zijn. Walvisachtigen behoren tot de moeilijkst te tellen dieren. Het gebied waar ze leven is enorm groot en de dieren zijn regelmatig niet waar te nemen omdat ze ondergedoken zijn. Ook de zeegang is sterk bepalend voor de tellingen. Bij een vlakke zee zie je veel meer dan bij een hoge golfslag.

 

Variatie

“Wat een leuke zee is dit.” dacht IMARES-walvisonderzoekster Marijke de Boer toen ze voor het eerst een onderzoeksreis op de Noordzee maakte. Ze had daarvoor al heel veel zeemijlen gemaakt in andere gebieden, vooral ten zuiden en westen van Engeland, maar de zuidelijke helft van de Noordzee is anders. Op een betrekkelijk klein oppervlak wisselen dieptes en ondieptes, verschillende bodemsoorten en verschillende stromingspatronen elkaar af. Dat maakt dit deel van de Noordzee tot een van de meest gevarieerde zeeschappen van Europa. Eén van de plekken waar die variatie zich sterk manifesteert is de noordhelling van de Doggersbank. Op die plek ontdekte Marijke de dwergvinvissen die zich in het voorjaar verzamelden om zich te goed te doen aan de grote scholen zandspiering.

 

Weten wat je meet

Marijke bezocht de Doggersbank in het kader van haar onderzoek naar de validatie van de verschillende telmethoden. De walvissen die zich te goed deden aan de zandspiering werden op hetzelfde moment  geteld volgens verschillende methoden. Na flink wat rekenwerk concludeert zij in haar onlangs verdedigde proefschrift dat de SCANS-dichtheden voor de dwergvinvis in het Noordelijke gedeelte van de Noordzee overeenkomt met de dichtheden in het voorjaar gemeten op de noordhelling van de Doggersbank. We mogen dus aannemen dat het aantal dwergvinvissen in de Noordzee rondom de 10.000 exemplaren ligt maar het lijkt erop dat de populatie zich zuidwaarts verplaatst.

 

50-meterspecialist

Tijdens het intensieve onderzoek naar de Doggersbankgroep vielen een aantal zaken in het gedrag van de walvissen op.  Hun foerageergedrag was behoorlijk dynamisch. Ze vertoonden daarbij een duidelijke voorkeur voor hellende zeebodems. Daar hielden ze zich opvallend vaak rond de 50 meter dieptelijn op.  Waarschijnlijk  zijn op die plekken onder bepaalde omstandigheden de meeste zandspieringen te verschalken.  Dit verschijnsel was al eerder waargenomen in de grote baaien langs de Engels-Schotse oostkust. Het toont aan dat de dwergvinvissen zich prima kunnen redden in relatief ondiepe zeegebieden. Dat verklaart meteen waarom er relatief zo weinig dwergvinvissen, en relatief zo veel potvissen stranden. Want er zwemt maar heel af en toe een potvis de Noordzee binnen, maar die  heeft een grote kans op stranding omdat zijn oriëntatiemechanisme niet is toegerust voor een verblijf in een sterk gevarieerd, ondiep zeegebied.

 

Bronnen:

Marijke Nita de Boer: Elusive Marine Mammals Exposed. Proefschrift Wageningese Universiteit, 2103 Internet-artikel op basis van het citeerde hoofdstuk: http://us.whales.org/blog/nicolahodgins/2010/04/minke-whale-in-central-north-sea

SCANS: http://biology.st-andrews.ac.uk/scans2/inner-finalReport.html