Spoorboekje voor een olieramp

Door Gerbrand Gaaff

 

[PIC3219]Stel, er vindt bij dichte mist, vier uur voor hoogwater een aanvaring plaats tussen twee zeeschepen, zo’n zes  kilometer ten noorden van Rottumeroog. Eén van de schepen is een oud model olietanker. Het ruim slaat lek en een grote hoeveelheid minerale olie stroomt in zee. Met behulp van computermodellen van Rijkswaterstaat is te voorspellen wat er met die olie zou gebeuren als de opruimdienst er niet op tijd bij is.

 

12 uur na de aanvaring

De grote olievlek heeft het noordwestelijke strand van Rottumerplaat bereikt. Talloze zeevogels, waaronder ook veel eiders en zwarte zee-eenden, zijn verzeild geraakt in de dodelijke substantie. Het hoogwater zet een deel van de olie af op het strand, maar de grootste massa zet koers richting Simonszand.

 

36 uur na de aanvaring

Het grootste deel van de olie is aangekomen bij het wantij onder Schiermonnikoog. Hier worden op grote schaal wadplaten bedekt en bodemdieren vergiftigd. Op het ruwe oppervlak van mossel- en oesterriffen blijft veel olie achter. Op slikkig wad ontstaat een lastig op te ruimen mengsel van slik en olie. Op zandwad blijft de dikke olie aan de oppervlakte liggen, maar dringen de lichtere fracties door in de poriën van de bodem.

Ook de kwelder van Schiermonnikoog wordt overspoeld. De olie hecht zich aan de kwelderplanten en dringt ten dele door in de bodem, vooral langs wortelkanalen van kwelderplanten en gangenstelsels van de kwelderdieren. Veel planten en dieren op de kwelder zijn ten dode opgeschreven.

 

[PIC3218] 

 

Niet denkbeeldig

 

De laatste keer dat een vergelijkbare ramp zich voordeed in het waddengebied was in 1998, met het vrachtschip Pallas, voor de kust van het Duitse Amrum. Toch is het, zelfs in de tijd van de hypermoderne navigatieapparatuur, niet onwaarschijnlijk dat een dergelijk ongeluk zich ook in of bij het Nederlandse waddengebied voordoet. Het recente ongeluk met de Baltic Ace voor de Hollandse kust, vorig jaar december, spreekt wat dat betreft boekdelen. Het is dan ook geen overbodige luxe dat Rijkswaterstaat, samen met initiatiefnemer de Waddenvereniging, een gedetailleerde handleiding heeft gemaakt voor het bestrijden en opruimen van olie in het waddengebied.

 

Ecologisch Spoorboekje

De handleiding heet niet voor niets ‘ecologisch spoorboekje’. De verschillende kusttypen rond het wad stellen namelijk verschillende eisen aan de aanpak van een olievervuiling. Daarbij gaat het niet alleen om stranden, wadden en kwelders, maar ook om zeegrasvelden, schelpenbanken, dijken, oevers van riviermondingen en havens. Voor al deze typen bepaalt het spoorboekje welke methoden geschikt zijn voor het opruimen van verschillende soorten olie in verschillende mate van vervuiling. Opvallend is dat ‘niets doen’ regelmatig de beste aanpak is, bijvoorbeeld als het gaat om een matig vervuilde kwelder of slikplaat. Dat wil dan niet zeggend dat de olie daar niet schadelijk is, maar wel dat het opruimen van de olie te moeilijk is of te veel schade tot gevolg heeft.

 

[PIC3217]Voorkomen

Juist omdat het opruimen van de olie op de droogvallende wadoevers zo moeilijk is, is het zaak om te voorkomen dat een olievlek een zeegat binnendrijft. Bijkomend voordeel is dat het opruimen van olie op zee verreweg het eenvoudigst is. Maar simulaties als de hierboven beschreven maken duidelijk dat daar haast bij geboden is: binnen 12 uur kan de olie al aanspoelen op de platen en oevers van het wad.

 

Bronnen

Revier, Hans, 2011: Olierampenbestrijding Waddenzee kan Beter. In Waddenmagazine 4-2011.
Ecologisch Spoorboekje Oliebestrijding Waddenzee (PDF, 6Mb), Rijkswaterstaat 2013, werkversie