Jonge en fossiele wormgangetjes

Door Tim van Oijen

[PIC1910|R]In oude en diepe aardlagen zijn versteende gangenstelsels te vinden van prehistorische wormen en weekdieren. Sommige wormen die tegenwoordig in de bodem van de Waddenzee leven, graven gangen die sterk op deze oeroude structuren lijken. Onderzoek aan de huidige wormen en hun onderkomens kan helpen om de leefwijze van hun verre voorouders te reconstrueren. Bij geologisch onderzoek op vele locaties in de wereld worden in miljoenen jaren oude aardlagen complexe vertakte gangenstelsels aangetroffen. Halverwege de negentiende eeuw werden deze fossiele patronen nog aangezien voor wieren. Aan het eind van die eeuw ontdekte men dat het helemaal geen versteende overblijfselen van planten waren, maar kruip- en graafsporen van wormen en schelpdieren. En zo ontwikkelde zich een tak van wetenschap die zich vooral richt op het bestuderen van fossiele sporen van ongewervelden. Om het onderzoek aan deze sporen in gesteenten te ondersteunen, worden ook de huidige sporen die organismen achterlaten onderzocht. Dit type onderzoek wordt, met een stevige contradictio interminis, ook wel actuopaleontologie genoemd. De Duitse wetenschapper Rudolf Richter (1881-1957) stond aan de bakermat van de ichnologie (onderzoek aan recente en fossiele dierensporen) in het waddengebied. Hij deed zijn belangrijkste werk aan de gangenstelsels van wormen in het begin van de twintigste eeuw. Bijna een eeuw nadat Richter hiermee begon, zijn in een studie wormengangetjes in de wadbodem weer vergeleken met fossiele sporen. [PIC1911|L]

 

Wapenworm en rode draadworm

Duitse wetenschappers onderzochten de gangenstelsels in het wad bij een aantal Duitse Waddeneilanden en in het Jade estuarium. Ze namen bodemhappen met een boxcore; hiermee kunnen rechthoekige stukken uit de bodem worden gestoken tot een diepte van ongeveer een halve meter. In het laboratorium werden de gangenstelsels werden in de bodemmonsters onderzocht. De monsters werden eerst geïmpregneerd met epoxylijm en vervolgens ruim een dag in de oven gezet. Hierna kon het sediment rond de gangenstelsels voorzichtig worden weggeschraapt zodat de driedimensionale structuur van de gangen goed zichtbaar werd. De wetenschappers bekeken met name de graafwerkzaamheden van twee soorten borstelwormen, de wapenworm en de rode draadworm. De eerste is een roze worm die maximaal 12 centimeter lang kan worden. De rode draadworm, is een langere (max. 18 cm) maar flinterdunne worm. Beide soorten zijn verwant aan de meer bekende wadpier.

 

Spaghetti

De gangenstelsels die de beide wormen maken, bleken sterke overeenkomsten te vertonen met fossiele sporen van een groep organismen die de naam ‘Chondrites’ heeft gekregen. De gangen hebben namelijk veel vertakkingen en zijn dus geen simpele buis. De vertakkingen ontstaan doordat de wormen bij hun zoektocht naar voedsel eerst een stukje in een bepaalde richting graven, zich vervolgens weer terugtrekken, en dan weer een andere richting kiezen. Opmerkelijk bij de fossiele sporen is dat de organismen bij het graven niet graag een zelf gegraven gang doorkruisten. Door de enorme dichtheid aan wormen in het wad was het in de bodem echter zo’n spaghetti aan gangen, dat het onmogelijk was om vast te stellen was of de wapenworm en de rode draadworm hun eigen gangen ook schuwen.

 

Bronnen

Hertweck, G., A. Wehrmann en G. Liebezeit (2007). Bioturbation structures of polychaetes in modern shallow marine environments and their analogues to Chondrites group traces. Palaeography, Palaeoclimatology, Palaeoecology 245, p.382-389. Cadée, G.C., en R. Goldring (2007). The Wadden Sea, cradle of invertebrate ichnology. Chapter 1 in: Trace fossils − concepts, problems, prospects. W. Miller (ed.); Elsevier, 611pp. Seilacher, A. (2007). Trace fossil analysis. Springer, 226pp.