Het Waddenlandschap en haar elementen

Door Maria van Leeuwe
[PIC1401|R]In de Waddenzee staat het leven in en op de wadbodem in nauwe relatie tot de sedimentsamenstelling van die wadbodem. Langzaam maar zeker groeit het inzicht in de complexiteit van die relatie. Dit inzicht is noodzakelijk om de voortdurende veranderingen in de samenstelling van het bodemleven in de Waddenzee te kunnen begrijpen.

Filtreerders & zandeters

Het hoofdmenu van bodemdieren in de Waddenzee bestaat uit algen en bacteriën. Een aantal bodemdieren, zoals de mossel en de kokerworm, haalt zijn voedsel uit het water. Kokkerwormen hebben tentakels waarmee ze deeltjes uit het water vissen. Schelpdieren hebben een slurfje waarmee ze zwevende deeltjes tegelijk met het zeewater opzuigen. Er zijn ook soorten, zoals de wadpier en de platte slijkgaper, die zand eten. Deze soorten schrapen systematisch de wadbodem af. Voor alle soorten geldt dat het eetbare deel, de algen en bacteriën, wordt verteerd en de rest wordt uitgescheiden.

Sedimentsamenstelling en voedselaanbod

De wijze waarop schelpdieren hun eten verzamelen, is mede bepalend voor de plaats waar de dieren zich vestigen. Slikkig sediment bevat meer organisch materiaal (levende en dode algen en bacteriën) dan zandige bodems en is dus voedselrijker voor haar bewoners (zie ook::SITELINK::https://waddenvereniging.nl/wad2/waddengebied/index.php?cat=WadWeten&clmid=1283:: WadWeten 07-05-2010::). Zowel zandeters als filtreerders groeien daar dus het beste. Hele zandige bodems bevatten daarentegen relatief weinig bodemleven. Wanneer de bodem te slikkig is, raken filtreerders (schelpdieren) verstikt door het slib. Daarom bevat een bodem die uit slik én zand bestaat het meeste leven.

[PIC1400|L]