Glipt de paling ons tussen de vingers?

Door Maria van Leeuwe
[PIC1373|R]Palingen zijn lange-afstandzwemmers. Zij leggen hun eieren ver weg op de oceaan. De jonge vislarven trekken naar Europa om hier in de binnenwateren volwassen te worden. De palingstand is de afgelopen decennia sterk achteruitgegaan. De aantasting van hun Europese leefomgeving speelt daarbij mogelijk een belangrijke rol.

Een ochtendwandeling door de weilanden kan de afgelopen dagen meer opgeleverd hebben dan alleen (paas)eieren. Mogelijk dat iemand in de vroege ochtenduren ook op een paling is gestuit. Deze trekt in het voorjaar naar zoete binnenwateren en neemt daarbij nog wel eens een doorsteekje. Dankzij een nauwe kieuwspleet kan deze vis stukken over (vochtig) land afleggen. Palingen zijn trekvissen die fenomenale afstanden afleggen; pas laat in de 19de eeuw werd ontdekt dat de dikke zwarte paling in de Sargasso zee dezelfde vis is die als klein glasaaltje in onze kustwateren en de Waddenzee rondzwemt.

[PIC1371|L]

Palingtrek

Palingen leggen hun eieren in de Sargasso zee. De jonge larven, glasalen genoemd vanwege hun doorschijnende gestalte, worden met de Golfstroom naar Noord-Amerika en Europa gevoerd. Na een reis van 3 jaar trekken de alen in het voorjaar naar zoet water. Gedurende de volgende 3-5 jaar verblijven ze in meren, beken en rivieren en groeien flink uit. Vrouwtjes kunnen 1-1,5 meter bereiken. De mannetjes blijven daar met een maximale lengte van circa 45 cm een stuk bij achter. Wanneer de palingen geslachtsrijp zijn geworden – waarbij de naam verandert van glasaal in schieraal of paling – trekken ze in het najaar weer naar zee. Daar wordt de lange reis terug naar de Sargasso Zee aangevangen.

Achteruitgang

De palingstand is in heel Europa de laatste 20 jaar sterk achteruit gegaan. Momenteel komt in Nederland nog geen 5% voor van het aantal dat in de jaren tachtig gevonden werd. Deze afname is deels toe te schrijven aan de aantasting van hun leefruimte. Veel oevers van waterlopen zijn opgeschoond, waardoor er nog maar relatief weinig schuilplaatsen beschikbaar zijn. De ontwikkeling van waterkrachtcentrales in de afgelopen decennia kost tegelijkertijd veel palingen het leven. Daarnaast wordt de vervuiling van binnenwateren met onder andere PCB’s, dioxines en hormonen als een belangrijke factor genoemd.
Het is voor palingen ook steeds moeilijker geworden om naar zoet water te trekken. Door de aanleg van sluizen en dammen zijn veel rivieren en kanalen onbereikbaar geworden. Zo heeft de afsluiting van de Zuiderzee en de Lauwersmeer de toegang vanuit de Waddenzee naar het zoete binnenwater bemoeilijkt.
Er wordt op steeds meer plaatsen gewerkt aan het verbeteren van de toegang tot de binnenwateren. Onder andere door de aanleg van speciale aaltrappen. Ook het spuiregiem van de Afsluitdijk wordt aangepast om de trek naar het IJsselmeer mogelijk te maken.

[PIC1372|L]

Vermagering

Successen blijven vooralsnog uit; het gaat nog steeds slecht met de paling. Recent is gebleken dat palingen in Europa tegenwoordig veel magerder zijn dan vroeger. Dit is waarschijnlijk van invloed op de voortplanting van de vis: een paling die te weinig vetreserves opbouwt, is minder vruchtbaar. Ook zijn er gevolgen voor de trek. Een paling is weliswaar een goede zwemmer, maar het overbruggen van de 6000 km die Europa van de Sargasso zee scheidt, kost veel energie. Wanneer de vis met te weinig reserves op reis gaat, haalt hij mogelijk zijn eindbestemming niet. Voorlopig is de palingvisserij stilgelegd. Het is echter de vraag of hiermee de palingstand gered is.

Bron:

G van den Thillart en collega’s (2004) Journal of Fish Biology 65: 312-318