Vogelkadavers op het waddenstrand

Door Gerbrand Gaaff

 

[PIC3066]Herfststormen en winterse kou brengen noordelijke gasten naar het waddengebied. Zeekoeten, alken, drieteenmeeuwen en Jan-van-Genten broeden op de Engelse en Schotse rotskusten, en trekken als het kouder wordt met hun jongen naar de zuidelijke Noordzee. Zeevogeltellers weten daar alles van, maar ook de strandwandelaar komt ze tegen, meestal als kadaver, soms nog levend.

 

De Nederlandse Zeevogelgroep verzamelt al sinds 1975 gegevens over de gestrande zeevogels. Aanleiding voor de oprichting waren de enorme aantallen olieslachtoffers die in die tijd aanspoelden. Onder leiding van NIOZ-onderzoeker Kees Camphuysen ontwikkelde deze vaste groep vrijwilligers een methode om aan de hand van het percentage olieslachtoffers per vogelsoort (de ‘oil rate’) een indicatie te geven van de mate van olieverontreiniging op zee.

 

Minder ‘oliekoeten’

Het waren doorgaans geen grote olierampen die tot gevolg hadden dat er in de jaren ’80 en ’90 veel olieslachtoffers op de Nederlandse stranden aanspoelden. Verreweg de meeste slachtoffers vielen als gevolg van illegale lozingen. De oil rates over de periode 1977-2012 laten voor elke vogelsoort een dalende trend zien. Bij de zeekoet, een vogel die bijzonder gevoelig is voor contact met olie, is het aandeel olievogels structureel onder de 50% gedaald. Langs de kusten van de Waddenzee ligt dat percentage nog lager. Bij de overige soorten zijn meestal nog maar enkele procenten van de gestrande vogels met olie besmeurd. Deze ontwikkeling is het resultaat van verscherpte regelgeving, strenge handhaving en verbeterde voorzieningen voor het verwerken van olieresten aan de wal.

 

[PIC3065]Sterke wisselingen

De hoeveelheden vogels die aanspoelen wisselen enorm met de weersomstandigheden. Ook de soortensamenstelling is daarvan afhankelijk. Zo beleefden we hier in 2011 een rustig najaar, maar woedden er zware stormen in het subarctische gebied. Op de Noordzeestranden werden opeens veel kleine burgemeesters en middelste jagers waargenomen. Dat zijn soorten van de IJslandse, Groenlandse en Noord-Canadese kusten. Later die winter beleefde Nederland een korte, maar strenge vorstperiode met veel oostenwind. Er belandden veel landvogels aan de kust, die het avontuur lang niet allemaal overleefden. Ook maakte op de Waddenzee ijsgang veel slachtoffers onder de wadvogels.

 

[PIC3064]Meer honger- en wurgkoeten

Het olieprobleem mag dan minder ernstig worden, dat betekent niet dat de zeevogels uit de problemen zijn. Een groot deel van de vogels die door de Zeevogelgroep op het strand worden aangetroffen, is duidelijk ondervoed, met een vrijwel lege maag. Regelmatig spoelen deze uitgehongerde dieren massaal aan. Camphuysen noemt dit ‘seabird wrecks’. Uitgehongerde Noordse stormvogels hebben vaak wel een volle maag, maar daar zit dan vrijwel alleen maar plastic in. Een klein, maar jammer genoeg constant aandeel van de slachtoffers is gestorven als gevolg van verstrengeling in netten of ballonlinten.

 

Bron

Camphuysen, C.J. (2012). Olieslachtoffers op de Nederlandse kust, 2011/2012. www.vliz.be/imisdocs/publications/238822.pdf