Zwarte zee-eenden overwinteren op zee voor de Waddeneilanden, meestal onzichtbaar vanaf de kust. Met de geheimzinnige zeevogels gaat het niet goed omdat ze worden verstoord door schepen.
Vijf kilometer ten noorden van Ameland dobberen duizenden gedrongen donkere gestalten op de golven. Dan hier, dan weer iets verderop verdwijnt een van de vormen, om even later weer aan het zeeoppervlak te verschijnen. De gestalten zijn zwarte zee-eenden.
In de gemoedelijk lijkende drijvende en af en toe duikende groep zeevogels verandert er plotseling iets. Enkele zee-eenden maken zich met snorrende vleugels los van het water. Een paar tellen later is de hele groep in de lucht. In lange onregelmatige slierten vliegen ze laag over zee en verdwijnen uit zicht. Vijf of zes minuten later verschijnt wat ze waarschijnlijk heeft verjaagd: een garnalenkotter met zijn netten uitstaand, ploeterend tegen de ebstroom.
Zwarte zee-eenden broeden in Noord-Europa en Siberië en overwinteren op zee langs de kusten van zuidelijker delen van Europa, waaronder Nederland. Boven de Waddeneilanden, vooral ten noorden van Ameland, zijn ’s winters enkele tienduizenden zwarte zee-eenden te vinden. Zij duiken daar naar halfgeknotte strandschelpen, in de wandelgangen ‘spisula’ genoemd, naar de wetenschappelijke naam van de schelpdieren.
Spisulabanken voor de Noordzeekust, grote concentraties van de schelpdieren die iets ingegraven in de zeebodem leven tot een diepte van rond twintig meter, zijn van levensbelang voor overwinterende zwarte zee-eenden. Waar veel spisula voorkomt en het niet te diep is, zijn ook zwarte zee-eenden, zo is de vuistregel.
Maar op spisula wordt ook gevist voor menselijke consumptie. Hierom wordt onderzocht of de spisulavisserij kan voortbestaan zonder de zwarte zee-eend te schaden, en wordt de populatie zwarte zee-eenden gevolgd. Belangrijk onderzoek, want de ‘instandhoudingsverplichting’ van Nederland vanwege de Europese Natura 2000-regels is een populatie van 68.500 overwinterende zee-eenden.
Martin Poot, zeevogelecoloog van onderzoekinstituut Wageningen Marine Research, droeg bij aan recent onderzoek naar de zee-eend waarover onlangs een rapport verscheen. In het Natura 2000-jargon zegt hij: ‘De algehele staat van instandhouding is zeer ongunstig.’ De laatste twaalf jaar verblijven ’s winters gemiddeld minder dan 50.000 zwarte zee-eenden voor de Nederlandse kust. Steeds hield ruim 95 procent van de vogels zich op boven de Waddeneilanden, wat het belang van het zeegebied voor zwarte zee-eenden onderstreept.
In het onderzoek werd een model opgesteld waarin aan de hand van de energie-uitgaven van zee-eenden aan activiteiten als duiken, zwemmen en vliegen de voedselbehoefte van een bepaalde populatie van de vogels kon worden berekend. De uitkomsten werden afgezet tegen de hoeveelheid beschikbare spisula van jaar op jaar, bepaald door bemonsteringen van de zeebodem.
Poot over het zogenoemde ‘draagkrachtmodel’: ‘Het wijst uit dat het voedselaanbod ruimschoots voldoende was en is om de Natura 2000-doelen te halen.’ Visserij op spisula lijkt dus geen invloed te hebben op het aantal zwarte zee-eenden. Wat dan wel, daarvoor zijn nu voor het eerst aanwijzingen gevonden. Zwarte zee-eenden, zo blijkt uit waarnemingen vanuit vliegtuigen in combinatie met informatie over scheepsposities, vliegen al op wanneer schepen op een kilometer of meer afstand varen.
De rijkste spisulavoorraden liggen in zeegebieden die worden doorkruist door drukke scheepvaartroutes, maar hier moeten de zee-eenden relatief diep duiken. De beste plekken, vanwege de ondiepte, zijn in trek bij garnalenvissers. Poot: ‘Dus een deel van de eenden zit door verstoring niet op de beste voedselplekken en dat lijkt te verklaren waarom zij toch voedsel tekort komen.’
De zwarte zee-eend is zo, vergeleken met andere zeevogels, bijzonder gevoelig voor verstoring. Eerder opperden zeevogelkenners dat de schuwheid van de zwarte zee-eend zou liggen aan jacht in Noord-Europa. Poot lijkt dat niet erg waarschijnlijk. Hij heeft een andere theorie: ‘Bekend is dat kanoetstrandlopers een snavelpunt hebben die gevoelig is voor trillingen in de bodem. Daarmee ‘voelen’ zij hun prooien in de wadbodem. Het zou goed kunnen dat zwarte zee-eenden ook zo ingegraven spisula’s vinden, en dat dit door het onderwatergeluid en de trillingen van naderende schepen wordt verstoord. De vogels vliegen weg omdat voedselzoeken geen zin meer heeft.’
Voor het onderzoek naar zwarte zee-eenden zijn tellingen op zee noodzakelijk, vanaf vliegtuigen of boten. Een nieuwe ontwikkeling is de inzet van drones. Ecoloog Eelke Folmer van onderzoeksbureau Ecospace experimenteerde al met de nieuwe techniek. ‘Onderzocht is in hoeverre drones vogels verstoren. Een vlieghoogte van tachtig meter bleek veilig.’
De drone maakt continu foto’s die gekoppeld worden aan gps-coördinaten. De informatie daaruit is zo in te voegen in kaarten van de zeegebieden. Folmer ziet veel toekomst voor drones in natuuronderzoek en -bescherming: ‘Het is relatief goedkoop en duurzaam. En waarom niet een drone voor een schip uit sturen om groepen zee-eenden te ontdekken, waarna van koers kan worden veranderd?’
Dit artikel is verschenen in het magazine WADDEN van december 2024 en geschreven door Marcus Werner.
Ontvang 3x per jaar het (digitale) magazine WADDEN voor €32,50 met prachtige fotoreportages, interessante artikelen en speciale lezersvoordelen. Met uw lidmaatschap steunt u ons werk en helpt daarmee het Waddengebied beschermen.
Proefexemplaar aanvragen