De Oost-Atlantische Vogeltrekroute is niet alleen een essentiële ‘migratiesnelweg’ voor trekvogels. Het is ook een informatiesnelweg: tal van wetenschappers brengen al decennialang de kwetsbaarheid van trekvogels en hun leefgebieden in kaart en verzamelen onschatbare data. Twee Nederlandse wetenschappers vertellen over de waarde van verbinding in dit werk.
Kanoeten worden van generatie op generatie steeds kleiner, krijgen kortere snavels, hebben daardoor meer moeite hun favoriete voedsel te vinden (in de bodem ingegraven schelpdieren) en brengen minder kuikens groot. Hun aantal daalt dan ook sterk, met bijna 40 procent sinds 2017. Is dat simpelweg aan evolutie toe te schrijven? Nou nee. De oorzaak is het snel veranderende klimaat in de Arctische zone, waarvan de gevolgen voelbaar zijn tot aan de kusten van Afrika. Dat raakt veel meer vogels, zoals wulp, tureluur, scholekster, rosse grutto of kleine strandloper, al varieert de mate waarin en de manier waarop de verschillende soorten ermee omgaan. Feit is: tegen de snelheid waarmee de menselijke invloed het klimaat overhoopgooit is de evolutie simpelweg niet opgewassen.
Hoe weten we dit? Dankzij het feit dat in 1973 een klein groepje Engelse onderzoekers op expeditie ging in de Banc d’Arguin, een waddengebied in het West-Afrikaanse land Mauritanië, om onderzoek te doen naar wadvogels die daar vanuit het noorden naartoe trekken om te overwinteren. Dat waren er jaarlijks miljoenen, maar eigenlijk wist niemand waar die vogels precies vandaan kwamen en om welke soorten het precies ging. Sinds die eerste expeditie in Mauritanië brachten duizenden wetenschappers de route die de trekvogels gebruiken gaandeweg in kaart. Die route wordt de East Atlantic Flyway (of Oost-Atlantische Vogeltrekroute) genoemd en vogels die haar gebruiken, worden geteld, gevolgd met behulp van geolocators, satellietzenders en ringen om hun migratieroutes en stopplaatsen te achterhalen. Daardoor kregen wetenschappers ook inzicht in de effecten die de klimaatverandering heeft op de vogelpopulaties, op hun leefgebieden, de beschikbaarheid van geschikt voedsel, hun voortplantingsgedrag en hun toekomstperspectief.
Jan van Gils (52) is ecoloog bij het NIOZ, gespecialiseerd in vogel- en mariene ecologie. Hij doet al sinds de vroege jaren 90 onderzoek naar het belang van voedselrijke habitats voor met name wadvogels, en maakt zich hard voor het behoud van kustecosystemen. We spreken hem via een videoverbinding vanuit Mauritanië, kort voordat hij en zijn collega’s op pad gaan om kanoeten te vangen voor onderzoek. ‘Dit jaar hebben we een nieuw type zender, gemaakt in Roemenië’, vertelt hij enthousiast. ‘Die breng je aan via een ‘leg loop’, dus rond de poten. Niet door ze te plakken zoals we eerder deden. Dat is prettiger voor de vogels, en ook voor ons, want we krijgen er meer informatie mee omdat die zenders langer blijven zitten. Als we het voor elkaar krijgen die zenders aan te brengen, is dat een historische dag!’
Het is een mooi bruggetje naar het thema ‘verbinding’ waar we het met Van Gils over willen hebben. ‘Want ja, verbinding, wetenschappelijke samenwerking is essentieel bij dit soort onderzoek’, zegt Van Gils. ‘Of het nu hier met lokale onderzoekers in Mauritanië is, of als het gaat om zo’n idee voor een nieuw type zenders. Zo hoort wetenschap te werken. Je hebt veel open contact nodig met collega-wetenschappers wereldwijd om elkaar en het onderzoek dat we doen, verder te helpen; we bestuderen immers dieren die tienduizenden kilometers per jaar afleggen. Je kunt dit niet alleen doen.’
Vandaar ook dat hij bedroefd is over het feit dat de Oekraïne-oorlog een belangrijk deel van het onderzoek dwarsboomt. ‘We kunnen door de internationale sancties de essentiële Siberische broedlocaties niet meer in. De Russische collega’s met wie we altijd nauw samenwerkten ook niet. Dat is heel pijnlijk. Want die mensen hebben zich altijd verre gehouden van politiek, zoals het hoort in de wetenschap.’ Daarmee ontstaat een ‘kennisgat’ dat elke wetenschapper een doorn in het oog is. Zeker nu. ‘Wetenschappelijke samenwerking is momenteel helaas een slachtoffer van de nieuwe wereldorde’, zegt Van Gils. ‘En dat is jammer, want we moeten juist nu doorpakken. Kijk naar de neergang van de kanoet; die kun je zien als de kanarie in de kolenmijn. Wij beschrijven die achteruitgang als wetenschappers al jaren en we weten waardoor die komt. Maar het gaat maar langzaam met het nemen van maatregelen om het tij te keren, dat maakt me weleens triest. Want de politici en organisaties die op basis van wat wij doen in actie moeten komen, die vormen een andere wereld; er wordt niet naar ons geluisterd. Ook de samenwerking tussen wetenschappelijke instituten onderling zou wat mij betreft nog beter kunnen, hechter. We kunnen elkaar nog veel beter gebruiken dan we nu doen.’
Van Gils’ NIOZ-collega (en oud-mentor) Theunis Piersma (66) behoort tot de pioniers van de East Atlantic Flyway. Hij doet al ruim 40 jaar baanbrekend onderzoek naar vogelmigratie en ecosysteemecologie, met de nadruk op wadvogels. ‘Ik telde mijn eerste vogels op de Banc d’Arguin in 1976. Sindsdien ontstond een internationale groep van vogelonderzoekers die dezelfde belangstelling deelden. Echte liefhebbers, die dezelfde taal spreken – ook heel veel niet-wetenschappers die prachtig werk hebben gedaan. Het aantal nationaliteiten dat betrokken is bij dit onderzoek is enorm toegenomen, met mensen uit onder andere Portugal, Frankrijk, en Duitsland en natuurlijk veel Mauritaniërs die we hebben opgeleid. De verbinding tussen alle mensen, onderzoekers en ook ‘bezielde burgers’, vergeet die niet, die langs de Flyway werken, de onderlinge kruisbestuiving, die is heel sterk.’
Dat mist Piersma een beetje in de (internationale) politiek en bij natuurbeschermers. ‘De verbinding met hen is wat minder fantastisch’, zegt Piersma. ‘Wij zijn de onderzoekers, en dan komt er een hele tijd niks. Wetenschap gaat over de lange termijn. De politiek reageert meestal op wat op dat moment actueel is en kijkt daar niet naar, natuurbeschermingsorganisaties moeten daar nu eenmaal vaak in meegaan.’
Natuurbeschermers zijn natuurlijk geen ‘veldmensen’, hun aanpak van de problemen is nu eenmaal anders, erkent Piersma. ‘Maar we hebben elkaar nog veel meer te vertellen. Ik zou daarin graag nog meer verbinding zien.’ Piersma’s eigen aanpak om actie te stimuleren om de bedreigingen te lijf te gaan heet BirdEyes. Dit onderzoekscentrum in Leeuwarden gebruikt innovatieve technologieën zoals satellietzenders en geolocators om vogels tijdens de migratie te volgen. De verzamelde data ondersteunen wetenschappelijk onderzoek en informeren beleidsmakers en publiek over de uitdagingen waarmee trekvogels worden geconfronteerd. BirdEyes wil zo de bewustwording vergroten over de kwetsbaarheid van trekvogels en hun leefgebieden. Dat heeft ook te maken met het feit dat wetenschappers als hij de teruggang van de trekvogelstand vaak persoonlijk opvatten, denkt Piersma. Logisch ook: ‘Wij voelen de veranderingen aan den lijve; ik heb de Banc d’Arguin kaler en kaler zien worden in de afgelopen decennia. Dat probeer je te documenteren, je probeert de oorzaken te vinden en dat doen we ook. Ooit waren er 500.000 kanoeten, nu zijn het er nog maar zo’n 150.000. Dat zie je op het wad. En dat voel je.’
Jaarlijks trekken miljoenen vogels langs de East Atlantic Flyway van hun Noord-Europese en Siberische broedgebieden naar de overwinteringsgebieden in Afrika ten zuiden van de Sahara. De Waddenzee is een van de belangrijkste tussenstops op die route. Elke drie jaar (voor het laatst in 2023) vindt een integrale vogeltelling plaats langs de gehele Flyway, waarbij zo’n 12.000 vogelaars in 37 landen circa 14 miljoen watervogels tellen. In Nederland doen zo’n 100 vogelaars mee langs de Waddenkust en in de Delta. Marc van Roomen van Sovon coördineert deze flyway-tellingen.
Dit artikel is verschenen in het magazine WADDEN van juni 2024 en geschreven door Diederik Plug.
Ontvang 3x per jaar het (digitale) magazine WADDEN voor €32,50 met prachtige fotoreportages, interessante artikelen en speciale lezersvoordelen. Met uw lidmaatschap steunt u ons werk en helpt daarmee het Waddengebied beschermen.
Proefexemplaar aanvragen