Ga met ons mee op excursie
Maak een verschil voor het waddengebied met je bedrijf, vrienden of familie!
Home Waddenmagazine Krimpende kanoeten
Het overige deel van de Waddenzee-kanoeten heeft IJsland, Groenland en Noord-Canada als broedgebied en overwintert in de Waddenzee, waarvoor ook duizenden kilometers worden overbrugd. Hoewel de totale populatie van deze grootste Europese strandlopersoort in de laatste decennia licht steeg en daardoor niet in gevaar lijkt, komt dit door een toename van de IJslandse, Groenlandse en Canadese kanoeten. De aantallen Siberië-broeders nemen al jaren af. Veranderingen in het voedselaanbod in de broedgebieden als gevolg van een warmer wordend klimaat, lijken volgens recent onderzoek de motor achter de opmerkelijke neergang bij deze vogels.
Omdat het biologisch gezien waarschijnlijk is dat ook andere in het Hoge Noorden broedende steltlopersoorten en ganzen ten prooi kunnen vallen aan zulke veranderingen, geven kanoetstrandlopers zo een vroeg signaal af over de uitwerking van klimaatopwarming op karakteristieke vogelsoorten in de Waddenzee. Vergelijk het met de kanaries in een kooitje die mijnwerkers ooit waarschuwden voor het dodelijke gas koolstofmonoxide, waaraan zulke kleine vogels met hun snelle stofwisseling al bezwijken nog lang voor een mens gevaar loopt.
De ontdekking door onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen en zeeonderzoeksinstituut NIOZ op Texel sierde in 2016 de voorpagina van wetenschapstijdschrift Science. Groningse en Texelse vogelbiologen bestuderen al jaren kanoetstrandlopers in Mauritanië en Siberië en in de Waddenzee zelf. Af en toe worden kanoeten gevangen om ze te wegen en diverse lichaamsmaten op te nemen. De vondst die Science haalde: jonge in Siberië geboren kanoeten die hun eerste trektocht naar Mauritanië maakten, kregen in de periode 1985-2015 gemiddeld kleinere lichamen. Het effect verklaarden de onderzoekers uit het steeds vroeger smelten van winterse sneeuw in Siberië, met gemiddeld een halve dag per jaar.
Zo gauw als die sneeuw is gesmolten, komen massaal de insecten tevoorschijn die voedsel zijn voor jonge kanoeten. Omdat kanoetenouders onvoldoende de vervroeging van de voedselpiek ‘volgen’, door bijvoorbeeld eerder in de broedgebieden te arriveren en een gezin te stichten, blijft het kroost kleiner door ondervoeding. Eenmaal aangekomen in Mauritanië betalen de jonge kanoeten hiervoor een prijs. De overleving nam met de helft af, omdat voor hun kortere snavels, als gevolg van de lichaamskrimp, diep ingegraven schelpdieren onbereikbaar blijven.
Toen het team kanoetenonderzoekers in 2018 het Taimyr-schiereiland in Siberië bezocht, wachtte een verrassing. In de buurt van waar zij hun tenten opsloegen, op aanraden van een Russische onderzoeker die daar rond 1990 nog grote aantallen broedende kanoetstrandlopers had aangetroffen, waren amper nog nestelende vogels te vinden. De kanoeten waren een stuk verderop heuvelopwaarts gaan broeden.
In 2019 werd de verklaring hiervoor ontdekt. In het koelere klimaat hogerop smelt het winterse sneeuwdek later, waardoor ook de insectenpiek later optreedt. Bij elke tien meter hoogtetoename op het Taimyr-schiereiland kwamen insecten een dag later tevoorschijn, zo bleek. Hierdoor konden de kanoetstrandlopers toch iets langer van het insectenvoedsel profiteren om hun kuikens groot te brengen.
Kanoeten zouden nog het hoofd kunnen bieden aan de vervroegde dooi in Siberië door eerder aan de voorjaarstrek te beginnen. Alleen, dit doen zij niet, zagen de onderzoekers dit voorjaar toen zij bij de Banc d’ Arguin bivakkeerden – het Mauritaanse waddengebied dat een winterverblijf is voor zo’n twee miljoen steltlopers, waaronder vele tienduizenden kanoetstrandlopers, maar ook rosse grutto’s en regenwulpen.
Uit tellingen in de jaren 1980 en 1990 was bekend dat de meeste kanoeten in de eerste week van mei aan hun reis noordwaarts begonnen. Met interesse werd afgewacht of intussen, twintig jaar later, kanoeten weleens flink eerder naar het noorden zouden vliegen. Dat was niet het geval. Sterker, op 3 mei leek nog geen enkele kanoet te zijn vertrokken. De theorie is nu dat kanoetstrandlopers eerst voldoende energierijk voedsel moeten vinden om vetreserves aan te leggen voor de lange vliegreis, en dit een vervroegde trek tegenhoudt.
Omdat kanoetstrandlopers toch al in het uiterste noorden van Rusland broeden, kunnen zij niet naar een koeler klimaat verder noordwaarts uitwijken. In het glooiende terrein is heuvelopwaarts verhuizen op den duur geen optie meer. Zo zullen kanoeten bij doorgaande klimaatopwarming steeds minder de insectenpiek kunnen gebruiken om gezond kroost op de wereld te zetten.
De slechtere voedselsituatie in Siberië, met als gevolg kleinere kanoeten, heeft nog een onverwacht en zorgwekkend bijeffect. Kanoeten zijn monogame vogels. Bovendien neemt alleen het mannetje de zorg voor de kuikens voor zijn rekening. Uit tellingen in Mauritanië is vast komen te staan dat in het overwinteringsgebied de verhouding tussen de seksen drastisch is veranderd. Waar vroeger, in de jaren 1980 en 1990, er evenveel mannetjes en vrouwtjes werden geteld, zijn er tegenwoordig de helft minder mannetjes.
De waarschijnlijke verklaring is dat mannetjes van de kanoetstrandloper kleiner zijn dan vrouwtjes, zoals dat bij veel steltlopersoorten het geval is. Zo worden zij harder getroffen door de in Siberië opgelopen groeiachterstand, met meer sterfte als gevolg, wat ook nog eens verergerd wordt door de eisen van het ouderschap.
Eén mannetje op elke twee vrouwtjes, waardoor de helft van de vrouwtjeskanoeten partner loos blijft en niet aan reproductie toekomt, moet haast uitmonden in een verdere daling van de aantallen in Siberië broedende kanoeten, is de onvermijdelijke conclusie.
Dit artikel is verschenen in het WADDEN magazine van december 2021, tekst Marcus Werner en foto’s Marcel van Kammen. Wil je het magazine ook ontvangen? Word lid van de Waddenvereniging vanaf €27,- per jaar, steun ons werk en ontvang het magazine 4x per jaar in de (digitale) brievenbus.