De wierwaarden tussen 1869 en 1930

donderdag 12 november 2015

Door Gerbrand Gaaff

"Griend werd voor de aanleg van de Afsluitdijk tegen afslag beschermd door uitgestrekte zeegrasvelden." was een frase uit Ecomare's encyclopedie waarvan de eindredacteur zich afvroeg of dat inderdaad zo was. Griend lag in die tijd in de noordelijke Zuiderzee. Het oogsten, drogen en verhandelen van zeegras dat in de wadgeulen groeide was 'big business' op Wieringen, Texel en Terschelling. Vanuit dat handelsbelang werden de zeegrasvelden van tijd tot tijd nauwgezet opgemeten. Zo ontstonden kaarten die een antwoord geven op bovenstaande vraag.

 

De kaart van de gebroeders Langenhuysen

In 1869 publiceerden de Haagse lithografen L. en H. van Langenhuysen een kaart van de Noordelijke Zuiderzee, met daarin de ligging en omvang van de 'wiervelden'. Zeegras werd in die tijd alom gewoon 'wier' genoemd, een term die ook terugkomt in begrippen als 'wierdijk', 'wierschuur' en 'wiersloot'. De kaart werd ook gebruikt in het 'verslag der staatscommissie inzake de wiermaaierij' (Oudemans et. al. 1870). Kaarten als die van de gebroeders Langenhuysen werden niet gemaakt vanuit een puur wetenschappelijk belang. Het waren beleidsstukken. De overheid verleende rechten op het maaien en oogsten van het zeegras aan grote ondernemingen op de eilanden. Tussen die ondernemingen woedde een felle en soms onfrisse concurrentiestrijd. De overheid moest dus bij het verlenen van de rechten zo stevig mogelijk in de schoenen staan. Grote nauwkeurigheid bij het bepalen van de ligging en de omvang van de wiervelden was daarbij erg belangrijk.

 

De situatie anno 1930

Vlak voor het dichten van de Afsluitdijk werden de zeegrasvelden in de Noordelijke Zuiderzee ook gekarteerd, dit keer mede met het oog op de op handen zijnde afsluiting van het zuidelijke deel van de Zuiderzee. De bioloog C.A.J. Reigersman maakte met zijn team in 1939 een gestencild rapport met een analyse van de doorbraak van de wierziekte in de jaren daarvoor. Hij presenteerde daarin een kaart van de wiervelden anno 1930. Veel huidige onderzoekers hanteren de contouren uit de kaart van Reigersman nu als een betrouwbare weergave van de situatie in die tijd. Zo projecteren de Jonge et.al. de Reigersman-contouren in de landcontouren van de gebroeders van Langenhuysen om beide kaarten te kunnen vergelijken. Van der Heide projecteert in zijn proefschrift het belangrijkste deel van de Reigersman-contouren op een kaart die de diepten in 1930 weergeeft.

 

Vergelijking

De vergelijking van beide datasets, zoals De Jonge et.al die presenteren, laat nogal wat verschillen zien. Rond Wieringen, op de Lutjeswaard, de Moerwaard en langs de Oude Vlie lijken de wierwaarden veel groter in 1930. Je zou denken dat het areaal aan zeegras in de tussenliggende 60 jaar sterk gegroeid is. Toch bedriegt hier de schijn. Bij de kartering in 1869 stond het economisch belang voorop. De Jonge et.al. stellen daarom dat de kaart gelezen moet worden als een overzicht van het oogstbare zeegras, waarbij vooral de dieper groeiende planten niet mee-gekarteerd zijn. Dat verklaart waarom veel wierwaarden in 1930, toen er meer vanuit een westenschappelijk perspectief gekarteerd werd, groter lijken dan in 1869. Maar er is in 1930 ook een forse wierwaard verdwenen, namelijk die op het Lange Zand.

 

Naar Griend

De opmerking 'Griend werd tegen afslag beschermd door uitgestrekte zeegrasvelden' roept een beeld op van grote wierwaarden rondom de droogvallende Grienderwaard. Maar beide kaarten laten zien dat die er nooit geweest zijn. De geulen waren, in ieder geval vanaf 1869, onbegroeid. Maar er is wel degelijk sprake geweest van bescherming, maar dan op afstand. Ten zuidwesten van Griend lagen grote wierwaarden langs de Oude Vlie en op de Oostwal. De zeegrasvelden hebben een aanzienlijke temperende invloed gehad op stromingen en de  golfdynamiek, die zeker bij afgaand tij en zuidwestenwind doorwerkte tot in de geulen rond Griend. Toen deze temperende invloed wegviel als gevolg van het verdwijnen van het zeegras, kreeg de kwelderkust van Griend het wel degelijk zwaarder te verduren.


 

 

 

Bronnen

Oudemans, C. A. J. A., Conrad, J. F. W., Maats, P. & Bouricius, L. J. 1870: Verslag der Staatscommissie inzake de wiermaayerij. In: Verslag aan den Koning over de Openbare Werken in het Jaar 1869 Van Weelden en Mingelen, Den Haag, pp. 199-231

 

Wieringen en het wier, webdossier In Pago Wirense, http://www.pagowirense.nl/wr-ges5.asp

 

Reigersman, C.A.J., et al.(1939), Rapport omtrent de invloed van de wierziekte op de

achteruitgang van de wierbedrijven, in Stencilled report, The Hague (unpublished).

 

De Jonge V. N., Jong D. J.,, Bergs J. van den (1996). Reintroduction of eelgrass (Zostera marina) in the Dutch Wadden Sea; review of research and suggestions for management measures. Journal of Coastal Conservation, September 1996, Volume 2, Issue 2, pp 149-158

 

Van der Heide, T. (2009): Stressors and feedbacks in temperate seagrass ecosystems. Proefschrift Radboud Universiteit Nijmegen.



Artikel WadWeten

In de serie WadWeten artikelen wordt het waddengebied beschreven vanuit verschillende onderzoeksdisciplines, zoals de biologie, geologie en cultuurhistorie. Een wetenschappelijke benadering in heldere taal. De berichten worden beurtelings geschreven door wetenschappers van de Waddenacademie en de Waddenvereniging. Wilt u op de hoogte blijven? Schrijf u dan in voor het maandelijkse WADDEN nieuws of houdt deze pagina regelmatig in de gaten.

In 2010 werden een aantal WadWeten artikelen gebundeld in het boekje Waddenwijsheid (ISBN 9789087410230).
Begin 2015 kwam er een vervolg: Meer Waddenwijsheid (ISBN 9789087410322). Het rijk geïllustreerde boek geeft antwoorden op vragen als: welke beestjes krioelen er in het zand, welke wadvogels werden gegeten in de terpentijd, hoe oud wordt een zwaardschede, welke stormen zijn gevaarlijk voor de Wadden.

Ecomare Waddenacademie Waddenvereniging