De grazende strandloper

Door Tim van Oijen

Honderdduizenden trekvogels zullen binnenkort weer de Waddenzee aandoen op hun tocht naar Siberische broedgebieden. Ook langs de westkust van Noord-Amerika maken trekvogels massaal een stop-over op hun reis naar het hoge noorden. In het Fraser-estuarium in Canada tanken duizenden Alaskastrandlopers bij. De groene, slijmerige biofilm op de getijplaten staat op hun menu.

Over de hele wereld zijn er negen grote trekroutes van migrerende watervogels. De Waddenzee is een belangrijk foerageergebied voor vogels die de Oost-Atlantische vliegroute gebruiken, zoals de kanoetstrandloper (Calidris canutus). Langs de kust van Noord-Amerika ligt de Pacific American flyway, die ondermeer wordt gevolgd door de Alaskastrandloper (Calidris mauri), een nauwe verwant van de kanoet. Hij overwintert in noordelijk Zuid-Amerika en broedt in noordoostelijk Siberië en westelijk en noordelijk Alaska. De bonte strandloper (Calidris alpina) is ook talrijk langs deze route.

[PIC4578]

 

De Alaskastrandloper en de bonte strandloper vertonen een aantal opmerkelijke verschillen. De eerste heeft een kortere snavel en veel meer harde uitsteeksels langs de randen van de tong. Dit zijn aanpassingen aan het eten van de microbiële mat die zich bij gunstige lichtomstandigheden op getijplaten ontwikkelt. Deze biofilm bestaat uit microalgen en bacteriën en is zeer voedingsrijk. De bonte strandloper houdt het liever bij wormen en schelpdieren, die met zijn langere snavel goed te bereiken zijn. Een Canadese onderzoeksgroep vroeg zich af of de verschillen in voedselvoorkeur ook leiden tot verschillen in de verspreiding van beide vogelsoorten over getijdeplaten.

 

[PIC4580]Dichter bij de kust

Het onderzoek werd gedaan in het estuarium van de rivier de Fraser, aan de westkust van Canada, tijdens de voorjaarstrek. Tijdens twaalf periodes van afgaand en weer opkomend tij werd bijgehouden waar de vogels zich bevonden. Uit de observaties bleek dat de bonte strandloper de laagwaterlijn langer volgde dan de Alaskastrandloper. Met andere woorden: de eerste ging zo ver de zee in als met laagwater maar mogelijk was, terwijl de tweede dichter bij de kust bleef.

[PIC4579]Uit onderzoek aan de wadbodem bleek dat op plekken waar Alaskastrandlopers zaten, er meestal flinke algenmatten te vinden waren. Dit bevestigde de voorkeur van deze soort voor deze voedselbron. Op 3 van de 12 onderzoeksdagen deden de Alaskastrandlopers echter hetzelfde als de bonte strandlopers en volgden ze de laagwaterlijn. De onderzoekers hebben hier niet echt een verklaring voor. Tijdens een andere studie is wel waargenomen dat Alaskastrandlopers dit vooral deden bij afwezigheid van bonte strandlopers. Dit kan duiden op zogeheten competitieve exclusie; de bonte strandloper concurreert de Alaskastrandloper weg. Alleen als de eerste er niet is, krijgt de laatste de ruimte.

Biofilm

De biofilm is lange tijd niet onderkend als directe voedselbron voor wadvogels. Onderzoekers namen aan dat de link tussen de vogels en de microbiële mat indirect was: wormen en schelpdieren eten de mat en staan op hun beurt weer op het menu van vogels. Dat de Alaskastrandloper de biofilm eet, betekent dat bij het behoud van deze soort aandacht moet zijn voor factoren die de ontwikkeling van de mat bepalen. Veranderende stromingspatronen maar ook bodemdaling of zeespiegelstijging kunnen allemaal effect hebben op de beschikbaarheid van een lekker maaltje biofilm.

Bronnen

Jiménez, A., R.W. Elner, C. Favaro, K. Rickards en R.C. Ydenberg (2015). Intertidal biofilm distribution underpins differential tide-following behavior of two sandpiper species (Calidris mauri and Calidris alpina) during northward migration. Estuarine, Coastal and Shelf Science 155, p.8-16.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Alaskastrandloper
http://nl.wikipedia.org/wiki/Bonte_strandloper

http://wow.wetlands.org/INFORMATIONFLYWAY/FLYWAYCONSERVATION/tabid/173/language/en-US/Default.aspx
http://waders.org.au/studying-waders/wader-courses/