Het jaar van de kwal

Door Gerbrand Gaaff

 

[PIC4127]Het begon bij de garnalenvissers. Die kregen eind april steeds vaker last van een overdaad aan kwallen in de netten. Regelmatig werd zo’n net vol kwallen zo zwaar dat het nauwelijks aan boord te halen was. Dat waren oorkwallen, de soort met de vier ringen in de hoed. Snel daarna spoelden er reusachtige zeepaddenstoelen aan op de Hollandse en Texelse kust. Die soort zien we normaal gesproken pas in de nazomer. En nu worden er veel haarkwallen gezien, meer dan we gewend zijn. Is er sprake van een uitzonderlijke kwalleninvasie?

 

Plankton in een zachte winter

Kwallen kunnen niet tegen de zeestroming in zwemmen en worden daarom tot het plankton gerekend. Ze leven van kleinere planktondiertjes, die weer van fytoplankton leven. De belangrijkste planktonplantjes zijn daarbij de kiezelwieren. Dit zijn de eerste algen die in het voorjaar tot bloei komen. Licht is voor hen de bepalende factor, temperatuur is niet zo belangrijk. De kiezelwieren groeien zodra de dagen flink lengen zo explosief dat er op een gegeven moment gebrek aan kiezelzuur in het water ontstaat. Daarop sterven alle kiezelwieren weer af. Dierlijk plankton kan van de bloei van kiezelwieren profiteren als ze er op tijd bij zijn. In een normaal, fris voorjaar is deze eerste planktonpiek al voorbij als het kwallenseizoen op gang komt. De kwallen beginnen pas bij een bepaalde temperatuur te groeien en vissen normaal gesproken dus altijd eigenlijk achter het net. Maar de winter ’13-’14 was extreem zacht. De kwallen kwamen eerder tot ontwikkeling. Anders dan andere jaren konden de oorkwallen dus volop profiteren van de planktonpiek. Dat verklaart waarom de zee vol zat met weldoorvoede oorkwallen.

 

[PIC4129]Klimaatgevoelig

Atrill, Wright en Edwards beschreven al in 2007 een duidelijk verband tussen klimaatschommelingen en de bloei van kwallen in de Noordzee, gebaseerd op bovenbeschreven principe. In het Noord-Atlantische gebied bepaalt de verhouding in luchtdruk tussen de Azoren en IJsland (de NAO-index) meestal voor een paar jaar achter elkaar het klimaat. Als de index hoog is hebben we in het waddengebied zachte winters, milde zomers en relatief veel kwallen. Als de index laag is, zijn de winters streng en de zomers warm. Dan zijn er veel minder kwallen.

 

De NAO is een schommeling, geen trend. Maar als warmer zeewater in de winter leidt tot meer kwallen in de Noordzee, dan is ook te verwachten dat de geleidelijke stijging van de zeewatertemperatuur, die zich  op de langere termijn afspeelt als gevolg van het broeikaseffect, zal leiden tot een toename van de kwallen in de Noordzee.

 

Hoe zuurder, hoe meer

Een ander verband dat werd beschreven door Atrill en de zijnen was die tussen de pH van het zeewater en het voorkomen van kwallen. Dat verband was negatief: hoe hoger de pH, hoe minder kwallen. Maar het zeewater wordt geleidelijk aan steeds zuurder (pH wordt lager), zodat ook op grond van deze relatie valt te verwachten dat er steeds meer kwallen zullen komen.

 

[PIC4128]

 

Verkwalt de zee?

Vanaf 2000 wordt steeds vaker gehoord dat er steeds meer kwallen in de zee zouden zwemmen. De trends in de Noordzee en de Waddenzee lijken die stelling te onderschijven. Maria van Leeuwe schreef daar in 2009 al een artikel over in deze rubriek (Kwallenzee). Maar inmiddels weten we wat meer. Een Engels/Canadese onderzoeksgroep onder leiding van Lucas Brotz heeft in 2012 een wereldomvattend onderzoek gedaan naar trends in de ontwikkeling van kwallenpopulaties. Hun artikel getuigt van een groot gebrek aan wetenschappelijke tijdreeksen. Lange tijd waren kwallen niet interessant voor de onderzoekers. Voor de planktononderzoekers waren ze te groot, voor de visserijbiologen niet van waarde in technisch/commercieel perspectief. Toch is het de onderzoekers gelukt om de trends in kaart te brengen voor alle  LME’s (Large Marine Ecosystems, een indeling die voor onderzoeksdoeleinden wordt gehanteerd). Dat lukte vooral door wetenschappelijke data te combineren met gefilterde anekdotische gegevens. Op die manier kon van tien LME’s, waaronder bijvoorbeeld de zee rond Japan en de Zwarte Zee, met grote zekerheid worden vastgesteld dat de kwallenpopulatie toeneemt. Achttien andere LME’s, waaronder de Noordzee, vertonen ook een toenemende trend, maar voor deze gebieden is de betrouwbaarheid van de data niet toereikend. De overige zeventien LME’s vertoonden stabiliteit of een dalende trend, met wisselende betrouwbaarheid. Er is dus geen overtuigend bewijs voor het integraal verkwallen van de wereldzeeën, maar op de schaal van afzonderlijke zeegebieden is er in sommige gevallen wel sprake van een aantoonbare toename. Voordat de trends echt hard gemaakt kunnen worden, is er nog veel aanvullend onderzoek nodig.

 

Bronnen:

 Maria van Leeuwe (2009): Kwallenzee.

 Atrill, M., J. Wright & M. Edwards (2007): Climate-related increase in jellyfish frequency suggest a more gelatinous future for the North Sea. Limnol. Oceanogr. 52(1): 480-485. http://aslo.org/lo/toc/vol_52/issue_1/0480.pdf

 Brotz, L., W. W. L. Cheung, K. Kleisner, E. Pakhomov, D. Pauly (2012): Increasing jellyfish populations: trends in Large Marine Ecosystems. In: Hydrobiologia (2012) 690:3–20

http://www.everythingconnects.org/uploads/7/0/3/5/7035190/art3a10.10072fs10750-012-1039-71.pdf