Gevangen achter zout: de zoetwatervissen op de Waddeneilanden

Door Gerbrand Gaaff

 

[PIC3236]De Waddeneilanden zijn niet rijk bedeeld met zoet oppervlaktewater. De echte zoetwatervissen in het zoete water dat er is, zijn óf lang geleden volledig geïsoleerd geraakt van hun soortgenoten in de rest van Nederland, óf door mensen uitgezet. Welke soorten zwemmen er rond?

 

Op Vlieland blijft het zoete water beperkt tot een paar duinmeertjes en een enkel slootje, en een deel van de Kroons’ Polders. Op Schiermonnikoog is het al wat meer: daar wordt de Banck’s Polder ontwaterd door een slotenstelsel. Op Terschelling en Ameland zijn de polders groter en de sloten langer. Op Texel bestaan vier gescheiden stelsels van vaarten en sloten. Op alle eilanden is het water in de poldersloten voor een deel brak.

 

Giebels

De hier gepresenteerde tabel (PDF) is gebaseerd op de inventarisaties van vrijwilligers van de Stichting RAVON in de afgelopen decennia. Uit de tabel wordt duidelijk dat het zoete water op de Waddeneilanden vrijwel geen rol speelt als leefgebied voor zeldzame zoetwatervissen. Dat is op zich niet verwonderlijk, want de meeste van die soorten zijn afhankelijk van beken en rivieren, en die ontbreken op de eilanden.

 

Schiermonnikoog en Vlieland hebben een zeer soortenarme zoetwatervisfauna, waarin eigenlijk alleen de tiendoornige stekelbaars een rol van betekenis speelt. Daarnaast worden er op beide eilanden ook wel giebels (een karperachtige) gevangen. De zoete wateren van de overige drie eilanden worden ook bevolkt door baarzen, blankvoorns, brasems, kolbleien, rietvoorns, karpers en snoeken. Snoekbaarzen komen alleen op Texel voor en  de zeelt alleen op Terschelling.

[PIC3238]Relictfauna?

De Friese Waddeneilanden zijn nooit  verbonden geweest met het vasteland, Ze zijn ontstaan op een zoute strandwal. Pas later, toen er echte duinen tot ontwikkeling kwamen, zijn er duinmeertjes en –rellen ontstaan. Het zoete water op deze eilanden heeft dus nooit in contact gestaan met dat van de vaste wal. Alle zoetwatervissen op deze eilanden zijn dus import.
Van alle soorten die er voorkomen is het waarschijnlijk alleen de tiendoornige stekelbaars die langs natuurlijke weg de eilanden bereikt heeft. Watervogels kunnen namelijk eitjes van deze vis over langere afstand vervoeren. De overige zoetwatervissen op deze eilanden zijn nakomelingen van exemplaren die door mensen zijn uitgezet.

 

Voor Texel geldt een ander verhaal. Dat eiland was tot ongeveer 1300 een Pleistocene heuvelrug in een groot veenmoeras-landschap, dat ook Wieringen en de huidige kop van Noord-Holland omvatte. In die tijd heeft de Texelse zoetwatervisfauna ook in contact gestaan met die van de rest van het land. Toen de zee het veen wegsloeg raakten de eilandpopulaties van zoetwatervissen geïsoleerd. Maar omdat de Texelaars waarschijnlijk niet minder ijverig zijn geweest met het uitzetten van zoetwatervissen dan de Terschellingers of de Amelanders, is nu niet meer te zeggen welke van de Texelse soorten tot de oorspronkelijke fauna behoren.

 

Zoet-zout

[PIC3237]De relatief arme zoetwatervisfauna op de Waddeneilanden schept ruimte voor vissen die wel kunnen kiezen tussen zoet en zout water. Uit de tabel blijkt dat de zalmachtigen (zalm, zeeforel en houting) en de prikken daar geen boodschap aan hebben. Die hebben een stromende rivier met grindbodems nodig om te paaien. Botten kunnen goed binnendijks leven, maar dan wel altijd in brak water. Dat geldt ook voor spiering, maar die wordt alleen sporadisch aangetroffen in de sloten op Texel en Schiermonnikoog. Blijkbaar heeft de spiering weinig mogelijkheden om de eilandwateren in te trekken. Paling komt ook wel voor, in dalende aantallen, maar dat kan ook het resultaat zijn van het uitzetten van jonge aaltjes. Er zijn namelijk op de eilanden geen extra voorzieningen om de paling bij de intrek te helpen. Dat geldt wel voor de driedoornige stekelbaars. Op Texel en Terschelling zijn hier speciale vispassages voor aangelegd. En op Ameland is er een in voorbereiding. Overigens gaat het daarbij niet alleen om de stekelbaarzen, maar uiteindelijk vooral om de lepelaars die de stekelbaarsjes moeten kunnen eten in het voorjaar.

 

Bronnen

Herder, J.E,, J. Kranenbarg, D.M. Hoogeboom, J. Hamers & K. Dekker (red), 2012: Atlas van de Noord-Hollandse vissen. Landschap Noord-Holland, Heiloo & Stichting RAVON, Nijmegen.
Soortsbeschrijvingen op http://www.ravon.nl/Soorten/Vissen/tabid/118/Default.aspx

Wetterskip Fryslân en een aantal andere organisaties werken aan een vissenatlas van Friesland. Info over dit project: http://www.vissenatlas-friesland.nl/Home.aspx