Hoe troebel is de Waddenzee?

[PIC1127]De troebelheid van de Waddenzee speelt een belangrijke rol in het welzijn van het ecosysteem, ::SITELINK::https://waddenvereniging.nl/nieuwsbrief/nieuwsbrief_archief.php?jaar=2009&nro=13::zie nieuwsbrief 13::. In de loop der jaren is hier op een aantal manieren naar gekeken. De metingen laten hier en daar verschillende resultaten zien. De Waddenzee lijkt sinds de jaren zeventig geleidelijk aan troebeler geworden, maar erg eenduidig zijn de gegevens niet.
De Secchi-schijf methode
Het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) meet al vanaf 1973 de helderheid van het water in de Waddenzee met de zogenaamde secchi-schijf methode (zie foto). Dit is een witte schijf die men langzaam in het water laat zakken. Vervolgens legt men de diepte vast waarop de schijf niet meer zichtbaar is. Een hele eenvoudige methode en daarom zo degelijk: iedereen kan er overal en altijd mee werken (mits met goede ogen).
De metingen met de secchi-schijf, zoals die tot 2000 beschreven zijn, laten zien dat het water in de westelijke Waddenzee steeds minder helder is geworden. De jaarlijks gemiddelde diepte waarop de schijf nog zichtbaar was is afgenomen van 1.20 meter naar 1 meter. De vertroebeling van het water was het grootst in de zomer en het najaar. In het voorjaar, wanneer de algengroei op gang komt en de hoeveelheid licht in het water bepaalt wanneer dit gebeurt, was de helderheid van het water relatief groot. In tegenstelling tot de zomer- en herfstmetingen is er in de voorjaarsmetingen in de afgelopen dertig jaar geen duidelijke toename van de troebelheid waargenomen.

Zand, slib en organisch materiaal
Rijkswaterstaat (RWS) hanteert sinds 1970 een andere methode. Niet de helderheid van het water wordt gemeten, maar de hoeveelheid zwevend materiaal die de troebelheid veroorzaakt. Ook deze methode laat veranderingen in de Waddenzee zien. De totale hoeveelheid zwevend materiaal neemt toe tot in de jaren tachtig, om daarna gelijk te blijven.

Bij de metingen van RWS wordt geen onderscheid gemaakt in de áárd van het zwevende materiaal. Zand, slib en overig organisch materiaal wordt bij elkaar opgeteld. Dat is jammer, want deze verschillende componenten hebben ieder een eigen effect op de helderheid. Terwijl zand zonlicht reflecteert (we dragen niet voor niets een zonnebril op het strand), houden slib en organisch materiaal het zonlicht vast. Voor de troebelheid van het water en de diepte tot waar het zonlicht kan doordringen, zijn dus vooral de gehaltes aan slib en organisch materiaal van belang.

Onzekerheden
De troebelheid van het water is van groot belang voor een gezonde Waddenzee, maar er zijn nog veel vragen over dit onderwerp. Een vergelijking van de gegevens van het NIOZ en RWS laat zien dat metingen niet zomaar met elkaar te vergelijken zijn. Terwijl de Secchi-schijf waarnemingen aangeven dat de helderheid van het water tot begin 2000 gestaag is afgenomen, laten de metingen van RWS vanaf de jaren tachtig een gelijkblijvende trend zien.
De meest voor de hand liggende verklaring is dat vanaf de jaren tachtig de oorzaken van vertroebeling zijn gewijzigd en er relatief steeds meer fijn opgelost materiaal en slib in het water drijft. Mogelijke oorzaken hiervoor zijn toegenomen bodemberoerende activiteiten zoals baggeren en visserij. Maar er zijn nog grote onzekerheden. RWS en het NIOZ hebben op verschillende momenten ieder op hun eigen locatie gemeten, wat een directe vergelijking van de gegevens moeilijk maakt. Er moet nog veel onderzoek verricht worden alvorens er met zekerheid gesteld kan worden hoe en waarom het lichtklimaat in de Waddenzee aan het veranderen is. Standaardisering van de wijze van de metingen verdient daarbij grote aandacht. RWS en het NIOZ lijken deze uitdaging opgepakt te hebben en zijn er inmiddels een aantal grote onderzoeksprogramma’s opgestart. Er zullen nog wel enkele jaren voorbij gaan voordat er meer zicht is op deze troebele kwestie.

Bron: G.C. Cadee & J. Hegeman (2002) Journal of Sea Research 48: 97-110
V.N. de Jonge & DJ de Jong (2002) Estuarine Coastal and Shelf Science 55: 969-991