Winterse Wadden
Door Hans Revier
De korte heftige vorstperiode aan het eind van deze winter veroorzaakte enig ongemak op de Waddenzee. Door de ijsgang en de, vanwege de aanhoudende oostenwind, lage waterstand hadden veerboten moeite de oversteek te maken. De beelden van een bevroren Waddenzee, die deden denken aan een poollandschap, waren daarentegen prachtig. Maar wat voor effect heeft zo’n strenge vorstperiode op de waddennatuur? Onderzoek daarnaar is fragmentarisch en vaak anekdotisch. Het algemene beeld is dat strenge winters grootschalige effecten kunnen hebben op vooral de bodemdieren, waarna de populaties zich snel herstellen.
Geïsoleerd
Het komt niet zo vaak voor, maar tijdens een echt strenge winter kan de gehele Waddenzee dichtvriezen. Dit was onder andere het geval in de beruchte winters van ’28-’29 en ’62-’63. Wekenlang waren de eilanden niet per schip bereikbaar en probeerde men via de lucht of over het ijs de eilander bevolking te bevoorraden. Vanaf de Groningse kust reden auto’s in 1929 naar Schiermonnikoog en honderden mensen gingen op de fiets van de Friese kust naar Terschelling. In de winter van ’62-’63 was het ijs op de Waddenzee echter moeilijk begaanbaar en onderhield men een luchtbrug tussen Leeuwarden en het totaal geïsoleerde Schiermonnikoog. Dit weerhield de wadlooppioniers Jaap Buwalda en Jan Abrahamse er niet van een aantal heroïsche wadlooptochten over de bevroren Waddenzee te maken.
Toppereenden
Raakt de Waddenzee bevroren dan trekken veel vogelsoorten weg. Vissen en schaaldieren zoeken de diepere delen van de Noordzee op. Aan het begin van een vorstperiode biedt de Waddenzee voor een aantal vogelsoorten nog een uitkomst. Scholeksters, die op de bevroren weilanden geen voedsel meer kunnen vinden, trekken naar de wadplaten die nog niet bevroren zijn. Ook voor overwinterende eendensoorten is de Waddenzee, waar het zoute zeewater later bevriest, een alternatief voor een dichtgevroren IJsselmeer. Zo telde men in de Elfstedenwinter van 1956 meer dan vijftigduizend toppereenden in de Waddenzee.
Kokkels en mosselen
De wormen en schelpdieren die in de bodem van de Waddenzee leven. kunnen zich nauwelijks verplaatsen. Op hen heeft een periode met strenge vorst het meest effect. Nabij het Duitse Waddeneiland Sylt onderzocht men tijdens de strenge winter van ’95-’96 het effect van ijsgang op mossel- en kokkelbanken. Een tot twee meter dikke ijsschotsen schuurden over de wadplaten en de mosselbanken. Meer dan veertig procent van de mosselbanken in het bestudeerde gebied verdween door de ijsgang. De lage temperaturen bleken echter weinig invloed te hebben op de overleving van de mosselen. Mosselbanken die geen last hadden gehad van de ijsgang bleken redelijk ongeschonden de winter te zijn doorgekomen. Dat was niet het geval voor de kokkels. Door bevriezing was tachtig procent van de kokkelpopulatie afgestorven. Vooral de kokkels in hogere delen van de wadplaten legden massaal het loodje. De strenge winter bleek weinig tot geen effect te hebben op de strandgapers en de nonnetjes, die zich dieper in de wadbodem ophouden.
Herstel
Het door de strenge winter bijna volledig uitsterven van de kokkels op het wad bij Sylt werd gevolgd door een hele goede broedval. De overlevende kokkels wisten genoeg nakomelingen te produceren die de wadplaten weer konden koloniseren. Een goede broedval van schelpdieren na een strenge winter is een bekend verschijnsel. Waarschijnlijk heeft het te maken met het door de lage temperaturen late terugkeer in de Waddenzee van garnalen en krabbetjes die de larven en juveniele schelpdieren eten.
Illustraties
Klik op illustratie om te vergroten
Bronnen:
Beukema, J. J., Dekker, R., Stralen, M. R., & Vlas, J. (2015). Large-scale synchronization of annual recruitment success and stock size in Wadden Sea populations of the mussel Mytilus edulis L. Helgoland marine research, 69(4), 327. https://hmr.biomedcentral.com/articles/10.1007/s10152-015-0440-9
Strasser, M., Reinwald, T., & Reise, K. (2001). Differential effects of the severe winter of 1995/96 on the intertidal bivalves Mytilus edulis, Cerastoderma edule and Mya arenaria in the Northern Wadden Sea. Helgoland Marine Research, 55(3), 190. https://hmr.biomedcentral.com/track/pdf/10.1007/s101520100079?site=hmr.biomedcentral.com
Jan H. Pelleboer, 1986. Februari 1929: met de auto naar Terschelling. Weerbespiegelingen. https://www.digibron.nl/search/detail/72386fb33348cb31716f30c7d05e81f9/februari-per-auto-naar-terschelling
Andere tijden: De barre winter van 1963. https://anderetijden.nl/aflevering/520/De-barre-winter-van-1963
Over, H. J., & Bruijns, M. M. (1956). Waterwildconcentraties in Nederland in februari 1956. De Levende Natuur, 59(7), 149-155. http://natuurtijdschriften.nl/download?type=document;docid=493123
Tinbergen, N. (1929). Een vogelwinter.(Wat de Haagse Trekwaarnemers zagen). De Levende Natuur, 34(1), 6-14. http://natuurtijdschriften.nl/download?type=document;docid=490497
Artikel WadWeten
In de serie WadWeten artikelen wordt het waddengebied beschreven vanuit verschillende onderzoeksdisciplines, zoals de biologie, geologie en cultuurhistorie. Een wetenschappelijke benadering in heldere taal. De berichten worden beurtelings geschreven door wetenschappers van de Waddenacademie en de Waddenvereniging. Wilt u op de hoogte blijven? Schrijf u dan in voor het maandelijkse WADDEN nieuws of houdt deze pagina regelmatig in de gaten.
In 2010 werden een aantal WadWeten artikelen gebundeld in het boekje Waddenwijsheid (ISBN 9789087410230).
Begin 2015 kwam er een vervolg: Meer Waddenwijsheid (ISBN 9789087410322). Het rijk geïllustreerde boek geeft antwoorden op vragen als: welke beestjes krioelen er in het zand, welke wadvogels werden gegeten in de terpentijd, hoe oud wordt een zwaardschede, welke stormen zijn gevaarlijk voor de Wadden.