Ga met ons mee op excursie
Maak een verschil voor het waddengebied met je bedrijf, vrienden of familie!
Home Ontdekken Reisverhalen Monique
Filmmaker Monique Moors van Dwaalfilm en mariene bioloog Chrisje van Ek van de Waddenvereniging zijn op Texel. Vijf dagen verblijven ze rond hoogwater in De Slufter en rond laagwater op het wad bij De Schicht. Dagelijks doen ze verslag van hun ervaringen en delen ze een filmpje van hun belevingen in de natuur.
Een wadslakje is maar een paar millimeter groot. Per vierkante meter wad kan de hoeveelheid van deze slakjes wel oplopen tot 200.000 stuks. Ze zijn klein, maar belangrijk. Ze worden namelijk door veel dieren gegeten. Zelf leven ze van algen. Daarvoor ‘grazen’ ze de wadbodem af. Dit willen we in beeld brengen. Maar hoe film je iets van 2 mm?
We proberen alle lenzen uit. Met de macrolens kun je heel dichtbij filmen, laag bij de grond, op wadslakjes-hoogte. Dat valt nog niet mee en we zuigen onszelf regelmatig vast in het slik. Macro vergroot en je ziet het individu, maar echt herkenbaar worden deze kleine beestjes niet. Het lijken natte slikklompjes. Dan de telelens proberen. Dan krijg je dat wat achter de wadslakjes ligt ook in beeld en begrijp je de wereld waar ze in leven beter. Maar ook hiermee krijgen we ze niet echt herkenbaar in beeld. We zien ze af en toe schuifelen en draaien, maar hoe leg je die beweging vast?
Dan besluiten we om te experimenteren met een time lapse. Op die manier kunnen we mogelijk de beweging in beeld krijgen. 2,5 uur lang neemt de fotocamera elke 20 seconden een foto. We variëren daar wat mee. En jawel: wat een beweging! Het nodigt uit om de individuele patronen te volgen. De gedachte dat er nog zoveel meer zijn is duizelingwekkend. We zien ook allerlei andere kleine wormpjes en krabbetjes en pas bij het terugkijken enkele bewegende sipho’s. Dat is een soort rietje waarmee schelpdieren vanuit de bodem water met algen kunnen opzuigen.
Het is onvoorstelbaar wat je met een filmcamera kunt vastleggen! Met het blote oog zie je dit alles niet snel. En die wadslakjes? Die leggen toch aardige afstanden af, als je er de tijd voor neemt.
Als filmer krijg je te maken met allerlei beperkingen. Trillingen in de lucht, te veel wind waardoor het beeld niet stabiel is, tegenlicht en soms ook afgesloten gebieden. Dit geldt ook allemaal voor de plek waar wij de vogels kunnen filmen. Met een lint is een gebied afgebakend waar we achter moeten blijven. Net als de wandelaars.
Het duurt even voordat we ze ontdekken in de strandvlakte bij de Slufteropening. Ze zijn goed gecamoufleerd zo tussen de schelpen en mini polletjes. Met hun geroep verraden ze hun aanwezigheid. Om ze voor de camera in beeld te krijgen is nog een hele uitdaging. Alles is veel te ver weg, zelfs met een 1200 mm telelens. Maar wat een mooi gezicht! Prachtige, jonge pulletjes. Wat zijn ze klein. Twee jonge dwergsterns zijn al een beetje groter en wagen kleine uitstapjes de wijde wereld in. Gelukkig voor ons iets dichter bij de camera. Misschien krijgen we toch nog iets van dit bijzondere schouwspel in beeld.
Langzaamaan ontdekken we bepaalde patronen. Ongeveer elke 20 minuten komt een van de ouders de jongen een visje voeren, meestal jonge sprot of zandspiering. Dan gaan de vleugels even omhoog. Maar dat gaat zo snel, even met je ogen knipperen en je hebt het gemist. Vanaf de plek waar we zitten kunnen we ze alleen herkenbaar in beeld krijgen met een flinke telelens. De scherptediepte is zo klein dat we geluk moeten hebben om hier wat van in beeld krijgen. Als ze vijf meter naar voren lopen zijn we ze kwijt. Als ze achter een zandheuveltje lopen zijn ze uit beeld. Dan is het weer wachten op de volgende lading vis.
Op de achtergrond is er constante dreiging in de kolonie van een zilvermeeuw. Die vliegt af en toe op en probeert een kuiken te grijpen. Meerdere volwassen dwergsterns jagen hem dan weg, maar dat blijft erg spannend en onzeker.
Zo vliegen uren voorbij, turend door de verrekijker en telelens. Je vergeet alles om je heen, er is niets anders dan die twee kleine pulletjes waar je je helemaal op focust. En al zijn ze nog steeds heel klein door de zoeker, je begint er van alles aan te zien. Wanneer je even gewoon met je eigen ogen kijkt, kun je ze met moeite terugvinden in de uitgestrekte zandvlakte. Zijn het die kleine grijze bolletjes tussen die paar sprietjes helm?
Na uren turen worden we ineens verrast. Het jong van een bontbekplevier rent hoog op de pootjes razendsnel voorbij. Denk je dat je klein hebt gezien, komt er nog iets veel kleiners!
Met een macrolens halen we ze flink dichtbij. Daardoor vallen er meer details op. Ongelofelijk, wat een gezwoeg met zo’n kruik op de rug. En wat een sierlijke koptentakels. Het zijn heel dunne, gevlekte sprietjes die het te volgen spoor aftasten waarna de alikruik richting kiest. Log en sierlijk tegelijk. Als ze langer droogvallen lijkt de schelp wel van aardewerk, gebakken door de zon. Ze sluiten zich af met een sluitklepje en drogen niet uit.
Sommige alikruiken bewegen zichtbaar, andere komen nauwelijks vooruit. Om beweging in je beeld te krijgen kun je als filmmaker ook gebruik maken van bewegend wier of water of van schitteringen door de zon. Of door gebruik te maken van een rail. Dan verplaats je langzaam zelf de camera. Deze rail moet dan op een stevige ondergrond staan. Met houwen en keren en een mat houden we rail zo stil mogelijk. We verbazen ons steeds meer wat er nodig is om kleine slakjes op beeld te krijgen.
Want er gaat wel wat mee tijdens zo’n paar uur durende filmsessie. Een grote rugzak met alle lenzen, nog een met de filmcamera en allerlei schoonmaak- en reservespullen, een zwijnentas om de rugzakken droog neer te kunnen zetten, een fotocamera, een microfoon, twee statieven, een mat en een rail. En soms nog een greep en een garnalennet.
Terug naar de grazer. Wat een groot woord voor zo’n klein beestje.
De dynamiek, veroorzaakt door het getij, is op de schelpenbanken zichtbaar. Over enkele dagen zullen geultjes zich verplaatst hebben, kunnen ingegraven dieren zich hebben laten meedrijven naar andere plekken en kun je andere soorten aantreffen. Hoe langer je kijkt hoe meer je ziet.
Na een paar uur zijn die paar 100 meters wad die we verkend en gefilmd hebben een voor ons bekend landschap geworden. Zullen we even kijken naar de wieren of daar nog wat gebeurd is? Hé, hier komen de diatomeeën toch een beetje op! Daar is het veldje met wadslakjes, ziet er heel anders uit nu met het lage licht. Zullen we nog even kijken of de alikruikjes zich al wat verplaatst hebben. Je ziet veel beweging als je goed kijkt.
Met moeite maken we ons uit deze fascinerende wereld los, nog snel een paar foto’s, het water komt alweer op!
Als je filmt, zit je als het ware vast op een stukje wad. Je kunt je niet zomaar verplaatsen. Je wilt de tijd ook benutten, want je hebt maar een beperkt aantal uren voordat het water weer komt. Je moet je bruikbare beelden als het ware ontdekken en veroveren.
Stel dat we gevonden hadden wat we nog wilden aantreffen, zoals anemonen, krabvervellingen, zeenaalden of slangsterren en nog veel meer. Dan hadden we nooit zoveel uren op het kleine gefocust. Hadden we niet zoveel andere kleine beestjes gezien als nu. En hadden we nooit zo duidelijk ervaren wat we wel wisten maar niet eerder zo hadden doorvoeld als nu. Het wad bevat een enorme biomassa, één van de redenen waarom de Waddenzee de Unesco Werelderfgoedstatus heeft.
Tijdens de laatste wadsessie wordt ook het geheel extra zichtbaar. De dwergsterns die we de eerste ochtenden kilometers verderop gefilmd hadden, vliegen die middag over ons heen. Met een visje in de bek zien we ze weer wegvliegen. Wij weten waarheen en zien in gedachten de kleine pulletjes hen opwachten.
Op het eerste oog zie je het wad als een groot geheel, het slik als massa. Maar door een macrolens en time lapses zien wij vooral ook even individuen.