Het effect van vorst op de waddennatuur

De afgelopen dagen zijn steeds grotere delen van de Waddenzee bedekt geraakt met zee-ijs. Een prachtig gezicht. Maar wat betekent zo’n vorstperiode voor het leven in de Waddenzee? De meeste wadbewoners kunnen wel tegen een stootje. Schelpdieren die niet diep in de bodem gevestigd zijn, kunnen dat echter niet. Zij hebben last van het ijs.

 

Kokkels en mosselen

Zo raken mosselbanken door de schuivende ijsschotsen beschadigd en raken ondiep ingegraven kokkels vastgevroren aan de ijsschotsen die met laagwater op de wadplaat landen. Wanneer het ijs bij stijgend water van de wadplaten afglijdt, worden de kokkels weggevoerd. Een koude winter blijkt echter vaak wel weer gunstig te zijn voor de vestiging van nieuwe kokkels en mosselen in het volgende voorjaar.

 

Wouter van der Heij, mariene bioloog bij de Waddenvereniging: ‘De natuur is gewend om met deze extremen om te gaan en veert soms verbazingwekkend snel terug. Zo is de broedval van schelpdieren vaak beter na een strenge winter. Toch zijn het zware tijden voor de vogels en het onderwaterleven. Op deze extremen moet het natuurbeheer zijn ingericht, bijvoorbeeld bij de maximale ruimte die er wordt vergund voor de visserij op schelpdieren’.

 

Andere wadbewoners

Veel vogelsoorten trekken weg als de Waddenzee bevroren raakt. Aan het begin van een vorstperiode biedt de Waddenzee voor een aantal vogelsoorten nog een uitkomst. Scholeksters, die op de bevroren weilanden geen voedsel meer kunnen vinden, trekken naar de wadplaten die nog niet bevroren zijn.

 

Veel dieren in de wadbodem blijken goed tegen de vorst te kunnen. Dieren die niet van de kou houden, zoals garnalen en een aantal vissen, hebben in het najaar de Waddenzee al grotendeels verlaten. De achterblijvers zijn goed aangepast aan de vorst. Een aantal wormen en schelpdieren hebben een soort antivries in hun lichaam, waardoor ze niet snel bevroren raken.

 

Voor de algen in de Waddenzee is de vorst positief. Doordat er fijn sediment uit de Waddenzee verdwijnt, wordt het water helderder. Daardoor is er in het voorjaar meer licht beschikbaar voor de algen om te groeien.